Doel Green Deal AEC-bodemas binnen handbereik

Het jaar 2015 is doorslaggevend

Uit een tussentijdse evaluatie van de Green Deal AEC-bodemas blijkt dat de exploitanten van alle Nederlandse afvalenergiecentrales (AEC’s) goed op dreef zijn om de doelstelling te realiseren. Met diverse innovatieve technieken verbeteren de bedrijven de kwaliteit van bodemas, zodat de secundaire grondstof zonder isolerende maatregelen nuttig toepasbaar is. Het jaar 2015 is cruciaal. Investerings- en contracteringsbeslissingen die dit jaar worden genomen zijn bepalend voor het behalen van de doelstelling. De Vereniging Afvalbedrijven en haar leden zien het jaar 2017 met vertrouwen tegemoet.

Bodemas, restproduct van de AEC’s, krijgt al meer dan twintig jaar een veilige bestemming in civieltechnische werken. Het vervangt daar primaire grondstoffen als zand en grind. Tot nu toe wordt het materiaal toegepast als een zogeheten IBC-bouwstof (Isoleren, Beheersen en Controleren) volgens de regels van het Besluit Bodemkwaliteit. In de Green Deal die de Vereniging Afvalbedrijven (VA) in 2012 heeft afgesloten met de rijksoverheid, is afgesproken dat in 2017 minstens de helft van de geproduceerde bodemas wordt toegepast als ‘vrij toepasbare bouwstof’ buiten de IBC-categorie. AEB Amsterdam, ARN, Attero, AVR, EEW Energy from Waste Delfzijl, HVC Groep, Omrin, SITA Nederland en Twence hebben zich verbonden aan de afspraken uit de Green Deal.

De evaluatie is in opdracht van de VA uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers (PwC). Uit de evaluatie blijkt dat alle bedrijven zich aantoonbaar inspannen om de doelstelling te halen. Enkele bedrijven zetten een deel van hun bodemas al regulier af buiten IBC. De andere bedrijven bevinden zich in verschillende fasen van onderzoek en ontwikkeling, van het testen van nieuwe technieken op pilotschaal tot grootschalige proeven. Veel bedrijven staan nu vlak voor de laatste stap: het nemen van investerings- en contracteringsbeslissingen. Hierdoor zal in de loop van dit jaar duidelijk worden dat de Green Deal-doestelling wordt gehaald. De sector verwacht dat dit bij een herhaling van de evaluatie over een jaar aantoonbaar zal zijn. Aanvullend onderzoek bij opwerkers van bodemas, door PwC uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, ondersteunt deze verwachting.

“De opwerking van bodemas brengt vanzelfsprekend kosten met zich mee. In de huidige markt is het niet eenvoudig om te investeren. Toch zie ik de bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen. De kwaliteitsverbetering geeft bodemas een positieve waarde waardoor het beter kan concurreren met primaire grondstoffen”, aldus Jaap Pranger, voorzitter van de Afdeling Energie uit Afval van de VA en operationeel directeur van AEB Amsterdam.

De bedrijven ontwikkelen diverse technieken om de kwaliteit van bodemas te verbeteren. In basis komen deze neer op integraal wassen of het scheiden in droge fracties die vervolgens afzonderlijk worden opgewerkt. Dit levert een bouwstof die vrij toepasbaar is in de grond-, weg- en waterbouw of een grondstof die kan worden toegepast in de betonbouw ter vervanging van zand en grind. Bredere betrokkenheid van andere partijen in de waardeketen, zoals opwerkers, afnemers, gemeenten en provincies, en het ministerie van Infrastructuur en Milieu en Rijkswaterstaat zijn noodzakelijk om gezamenlijk de marktacceptatie en de condities te optimaliseren.

Bij het verbeteren van de kwaliteit van bodemas heeft de Nederlandse sector een voortrekkersrol in Europa. “Vanuit diverse lidstaten, waaronder Denemarken, Zweden, Frankrijk en Oostenrijk, is belangstelling getoond voor de innovaties in de sector”, vertelt Pranger, “Ook op deze manier leidt de realisatie van de Green Deal dus tot een positieve waarde van de secundaire bouwstof. De Nederlandse sector kan zijn kennis en kunde exporteren.”